Na bijna drie jaar geleden ‘ingestort’ te zijn en min of meer geïsoleerd thuis te hebben gezeten, verover ik langzaam de wereld opnieuw. Het begon met naar de bakker gaan – 100 meter, bibberend -, dan tot een volgend kruispunt -500 meter, drie maanden later, de ene keer succesvoller dan de andere – en zo verder. En nu, nu ging ik weer voor het eerst weer met de trein!
Bang
Bang was ik. Zo bang, als toen ik voor het eerst de straat weer opging. Bang dat iemand me iets aan zou doen, al was het maar iets heel kleins zoals me onaardig bejegenen; iets waardoor ik pijnlijk getroffen zou worden. Maar steeds zei ik tegen mezelf: “Nee, de kans dat er iets vervelends gebeurt, is echt heel erg klein: de mensen zijn geciviliseerd, ze gaan niets geks doen, ze zijn gewoon op weg naar werk of de winkel.” En dat hielp.
Afgelopen dinsdag was het dan zover dat ik een stukje met de trein ging. Ik had me er al maanden op verheugd en nu ging het dan eindelijk gebeuren. Ik vroeg een vriend met me mee te gaan, even een steuntje in de rug én we zouden gaan hardlopen op de plaats van bestemming, een leuk vooruitzicht.
En daar gingen we. Eerst met de fiets naar het station, de fietsgarage in. Dan de garage uit, naar de hal, door de hal en het perron op, de trein in.
Treintje rijden
Toen ik de fietsgarage in kwam merkte ik al: al mijn zintuigen stonden op scherp, gericht op mogelijk gevaar. De ventilator loeide en was me veel te hard. Gelukkig was het er heel rustig en was ik snel bij mijn vertrouwde wegzetplekje. Toen ik de garage uitliep voelde het in mijn lijf alsof ik uit elkaar viel alsof mijn romp gevuld was met klotsende karamel en zo leeg kon lopen. Fijn dat er iemand naast me liep en dat ik het gewoon kon zeggen.
In de hal merkte ik dat ik hyperventileerde. Zo gék, want ik liep op een heel bekende plek, ik herkende, ook na drie jaar, bijna elke tegel. Eenmaal op het perron en in de trein normaliseerde mijn adem weer. Ik zat goed.
En toen we gingen rijden was ik zo blij als een kind. “Kijk, we RIJDEN!!”, riep ik uit en ik klapte nog net niet in mijn handen. Het was zo geweldig, om uit het raampje te kijken en het Hollandse landschap voorbij te zien glijden.
So far so good
Ik had een kort ritje uitgezocht naar een bekende bestemming en na een kort akelig gedesoriënteerd moment in de stationshal daar bij aankomst (ik wist niet waar naartoe en overal kwamen mensen vandaan), jogden we even later door Delft. Fantastisch! Mijn zintuigen vulden zich met de kleine pandjes, de oude klinkers en vele, vele herinneringen. Dit was heerlijk en ik voelde me goed en veilig.
Een tijdje later, vol van mooi Delft, kwamen we terug in de hal van Station Delft. Wederom voelde ik me daar akelig en gedesoriënteerd maar in de trein was het allemaal weer goed. Nare gevoelens kwamen dus wel, maar gingen ook weer weg, vanzelf. So far, so good.
En toen … ‘O nee….’
En toen gebeurde er iets echts vervelends. Zomaar. Iets raars.
Ik hoorde een KEI-hard sisgeluid vlakbij: PSSSSJJJJ! Ik schrok me rot, kromp ineen en huilde meteen. De vriend zei:”Je schrok hè?” en ondertussen hoorde ik dat het geluid kwam van een heliumtank waarmee het stel rechtsvoor ons ballonntjes opblies. En dat werd meteen gevolgd door een verontrust geroep van de dame: “Appie! APPIE!!” Hij werd niet goed.
Kennelijk kwam hij weer bij want het volgende moment zag ik een hand aan de achterkant van het hoofd van het meisje verschijnen. Hij rukte hard aan haar haar en zei schreeuwde het uit. Er ontstond een schreeuwende conversatie op welk punt in me compleet kapot voelde en opstond om me van die plek te verwijderen.
Ik was com-pleet van de kaart! Huilend en verwilderd keek ik op een ander zitplekje uit het raam en ik kon niet stoppen. Ik explodeerde bijna van niet-mee-weten-welke-kant-op; ik was zo kwetsbaar…
De vriend haalde me weer terug met verhalen over hoe hij ooit bang was geweest toen er een 30 man tellend, Engels, dronken, rugbyteam bij hem in de coupé was gekomen, die alles kort en klein sloegen. Grappig, maar ook hij was bang geweest dus. En ja, anders dan bij de gevoelens in de stationshallen had ik hem echt nodig om me weer bij de mensen te brengen. Jammer, ik ahd het liever zelf gekund, maar ook fijn dat hij er was.
Wat dacht ik daar van
In eerste instantie kwalificeerde ik die ervaring als: experiment mislukt. Ik kan beter thuis blijven zitten, achter de geraniums. Daarna als: nou ja, heb ik dit ook weer meegemaakt en overleefd, al was dat dankzij een andere gezonde volwassene dan mijn interne. Weer iets later met wat compassie: Jeetje, dat dat nou net op die manier moest gebeuren’, en wat trots:’Goed geregeld, dat je een vriend hebt meegevraagd.
Sja, soms is het ook echt maar wat je ervan maakt…….
Terugkijkend
Nu, zo’n 5 maanden later, kan ik tot mijn grote tevredenheid vertellen dat ik van de zomer zelfstandig met de trein ben geweest. In het verre Weert, werd ik wel van het perron gehaald, dat had ik dan wel weer (goed, schouderklopje 🙂 ) geregeld. Maar echt, dat had ik na de eerste rit niet durven denken. En o ja, geen cokesnuivende, ruziënde medereizigers deze keer; alleen maar lieve, lezende mensen en een zwoel zomerzonnetje op mijn gezicht en schouders, zo kan het dus gelukkig ook.
Het is voor mij bemoedigend om te zien dat ook een heel vervelende ervaring een onderdeel is van een groei- of herstelproces en geen eindpunt. En dat het prima is om hulp te vragen. Of misschien beter nog, want met hulp kader ik het nog alsof er iets mis is met mij, situaties zo proberen te maken dat ze gewoon goed voor je zijn.
En, om ze even in het zonnetje te zetten, het hebben van vrienden daarin, helpt!!